Elke deel bestaat uit 12 lessen van 75 minuten
Op het gemeenschappelijk Europees referentiekader zijn deze cursussen Intermedio 1 +2 +3 + Conversación 2, gelijkwaardig aan niveau A2.
Verwijzen naar handelingen en situaties waar men bekend mee is, of in de tegenwoordige tijd.
Verwijzen naar handelingen en situaties uit het verleden (Presente perfecto). Reageren op een mededeling met uitdrukkingen van interesse, blijdschap of verdriet (in de tegenwoordige tijd of de ‘Presente Perfecto’).
Tijdsaanduidingen voor het verleden en het heden.
Aanduidingen voor hoe vaak je iets doet.
Gemoedstoestanden uitdrukken en vragen naar lichamelijke gevoelens en pijn.
Hulp aanbieden of vragen; deze hulp accepteren of afwijzen.
Bepalende bijvoeglijke naamwoorden.
Regels voor het plaatsen van bijvoeglijke naamwoorden in de zin; afgekorte vormen van bijvoeglijke naamwoorden.
Het gebruik van ‘ser/estar’ + bijvoeglijk naamwoord (‘estar’ + voltooid deelwoord).
Het verschil tussen ‘algo/nada’ en ‘alguno/ninguno’.
De trappen van vergelijking die het vaakst voorkomen.
Plaatsen, situaties en handelingen vergelijken.
Het gebruik van ‘tener que’.
Het gebruik van de ‘Pretérito perfecto’ of ‘Indefinido’ afhankelijk van de tijdsaanduiding(en).
Bedoelingen uitdrukken.
Activiteiten voorstellen en op zo’n voorstel reageren.
Iemand uitnodigen en iets aanbieden; uitnodigingen accepteren of afwijzen.
Zich verontschuldigen bij te laat komen of het afwijzen van een uitnodiging.
De mate van (on)zekerheid uitdrukken en hiernaar vragen.
Suggesties, uitnodigingen en instructies.
Tijdsaanduidingen voor verleden, heden en toekomst.
De ‘Pretérito Perfecto’ van de meest frequente regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
Trappen van vergelijking met vergelijkingen die veel voorkomen.
Constructies met een dubbele ontkenning.
Het gebruik van ‘ir a’.
Het gebruik van ‘estar + gerundio’.
De ‘Pretérito indefinido’ van de meest frequente regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
Het gebruik van de ‘Pretérito perfecto/indefinido’ afhankelijk van de tijdsaanduiding(en).
Het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp: het dubbele voornaamwoord.
Verwijzen naar plannen en projecten.
Anderen vragen om iets te doen.
Wat men over iets/iemand weet en hoe zeker men hiervan is.
Weersvoorspellingen.
Een telefoongesprek voeren.
Telefonisch om informatie vragen.
Het gebruik van de ‘Presente’ om naar de toekomst te verwijzen.
Het gebruik van ‘pensar + infinitivo’ / ‘empezar a’).
Bijzinnen.
Tijdsaanduidingen om aan te geven dat iets eerder heeft plaatsgevonden of later zal plaatsvinden.
Tijdsaanduidingen voor verleden, heden en toekomst.
Over het weer praten.
Onpersoonlijke werkwoorden: ‘llover’ en ‘hacer frío/calor’.
De ‘Futuro imperfecto’.
Het gebruik van de Pretérito perfecto/indefinido afhankelijk van de tijdsaanduiding(en).
De Pretérito imperfecto van de meest frequente regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
Het in de praktijk brengen van de lesstof uit de voorgaande drie cursussen door middel van teksten, extra oefeningen en conversaties over uiteenlopende thema’s. Iedere week wordt er een ander thema gekozen.
Spaans leren met vrienden
Hoe Joline en Greja hun Passie voor Spaans Leren Delen...
Meer wetenSpaans leren is niet moeilijk
Spaans leren is niet moeilijk! Een taal leren is nooit...
Meer wetenPimientos de Padrón
Pimientos de Padrón en leer hoe je ze thuis kunt...
Meer weten