Onze online oefeningen zijn super interactief en gevarieerd. Je zult genieten van meerdere keuzevragen, open vragen, luisteroefeningen en video’s. Het is de perfecte manier om je Spaanse vaardigheden te verbeteren, of je nu een beginner bent of al wat ervaring hebt.
Dompel jezelf onder in de Spaanse taal terwijl je oefent met realistische situaties en authentiek materiaal. Leer de taal op een leuke en boeiende manier, op je eigen tempo en waar je maar wilt. Met onze online oefeningen krijg je de vrijheid om Spaans te leren op een manier die bij jou past.
Of je nu Spaans wilt leren voor je werk, reizen of gewoon voor de lol, onze online oefeningen bieden een uitstekende ondersteuning. Je zult jezelf verbazen hoe snel je vooruitgang boekt en je zelfvertrouwen in het Spaans groeit.
Wacht niet langer en begin vandaag nog met het leren van Spaans! Klik op de link hieronder om toegang te krijgen tot onze fantastische serie online oefeningen. Voor je het weet, spreek je vloeiend Spaans als een echte pro!
¡Veel succes en veel plezier met het leren van Spaans!
Duur: 13 uur
Spaans niveau: A1.3
Geldigheid: 6 weken
Wat ga ik hier oefenen?: Mening uiten en vragen naar de mening van iemand anders. Zeggen of je ergens wel of niet mee eens bent en vragen of iemand anders ergens wel of niet mee eens is. Een wens of behoefte uiten en vragen naar de wensen/behoeften van iemand anders. Praten over gewoonten. Plaatsen, personen en momenten vergelijken. Verschillende soorten winkels en wat we daar kopen (kleding, eten, etc.). Verschillende soorten woningen en hun inrichting. Gebruik van de ‘Presente de indicativo’ van de meest voorkomende regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Gebruik van het werkwoord ‘ser’ om te zeggen of vragen hoe laat het is en om naar de tijd te verwijzen. Extra argumenten geven voor een eigen standpunt of mening. Een ander vragen om een standpunt of mening toe te lichten. (¿No es verdad? (¿Tú crees?) Iets ontkennen. Zeggen of iets wel of niet zo is. Directe vraagzinnen. Gebruik van het werkwoord ‘estar’ in combinatie met bijwoorden die aangeven hoe iets wordt gedaan. Gebruik van de meest voorkomende uitdrukkingen die een hoeveelheid aangeven. Vergelijkingen met ‘kleiner/groter dan’, ‘meer/minder dan’ en ‘even groot/evenveel als’. Gebruik van de meest voorkomende vragende voornaamwoorden (Qué, cuál, quién…). Het lijdend voorwerp: aanwezigheid, afwezigheid en plaats in de zin. Herkenning en gebruik van verschillende vormen van het lijdend voorwerp. Aanwijzende voornaamwoorden.
Course Features
- Lectures 18
- Quizzes 0
- Duration 6 weeks
- Skill level Beginner
- Students 213
- Assessments Yes